In de verf gezet

Emile Verhaeren (1855-1916): Poète national de la Belgique

Auteur: Gregory Boite (bibliotheek -en archiefmedewerker Mu.ZEE)

Inleiding

Naar aanleiding van de komende expo in april 2023 “Schrijvers en kunstenaars: een nauwe verwantschap te Oostende” in de openbare bibliotheek van Oostende belichten we in dit kader alvast één van de grootste Belgische Franstalige dichters: Emile Verhaeren. Deze roemrijke dichter en kunstcriticus behoort tot de Belgische schrijvers die rond de eeuwwisseling internationale successen boekten. Het belang van deze figuur valt niet te onderschatten. Verhaeren loopt als een rode draad doorheen de Belgische kunstgeschiedenis van de 19de en 20ste eeuw en stelt ons in staat om de kunstwereld van die tijd te herontdekken, net als het werk van heel wat kunstenaars waaronder Théo van Rysselberghe, James Ensor, Guillaume Vogels, Jan Toorop, Fernand Khnopff, Henry Van de Velde,… Zijn talrijke kunstbeschouwingen waren het resultaat van een ongebreidelde passie en interesse voor de beeldende kunst. Verhaerens drang om in contact te komen met kunst en deze ervaringen met de lezer te delen, maakten hem tot een beroemd kunstcriticus. Het gevolg hiervan was dat de schrijver talloze aanvragen kreeg van kunstenaars om hem te mogen portretteren. Kortom, Verhaeren was een belangrijke schakel binnen de literaire en culturele wereld in zowel België als in het buitenland.

Emile Verhaeren in een notendop

Emile Verhaeren werd geboren op 21 mei 1855 te Sint-Amands en overleed op 27 november 1916 te Rouen. Als zoon van de lakenhandelaar Henri Verhaeren uit Brussel en van Adelaïde De Bock die een textielwinkel hield, loopt de jonge Emile school in de Franse taal, vooreerst aan het Institut Saint-Louis te Brussel, vervolgens aan het Collège Sainte-Barbe te Gent, waaronder literatoren als Maurice Maeterlinck en Georges Rodenbach, jaargenoot van Verhaeren, les volgden. Na zijn schoolopleiding schrijft Verhaeren zich in 1875 in als student in de rechten aan de Katholieke Universiteit van Leuven (1875-1881). Al snel ging hij de literaire weg op en creëerde hij zijn eerste gedichten. Bovendien was hij medewerker van het studentenblad La Semaine des Etudiants. Na zijn studies liep hij stage bij zowat de voornaamste kunstpromotor te Brussel, Edmond Picard (1881-1884), waarna hij resoluut koos om een literaire carrière uit te bouwen.

Edmond Picard stimuleerde Verhaerens literaire aspiraties en verzocht hem toe te treden tot de redactiegroep van het progressieve tijdschrift L’Art Moderne. Revue critique des Arts et de la Littérature. Vanaf 1888 tot 1900 speelde Verhaeren een actieve rol in de uitbouw van dit tijdschrift dat tot de Europese top behoorde. Samen met Octave Maus en Edmond Picard leverde hij een onschatbare bron aan informatie over de beeldende kunsten, het muziekleven en de Belgische letterkunde uit de periode 1881-1914. Het tijdschrift was het grootste publiciteitsinstrument van Les XX, de avant-gardistische kunstenaarsgroep in Brussel in 1883-1893. L’Art Moderne was het officieel orgaan van de groep van de Vingtisten. Zo speelde het tijdschrift een cruciale rol in het succes van Les XX, aangezien niet alleen alle jaarlijkse tentoonstellingen van de groep in het tijdschrift werden aangekondigd, maar er ook ruim aandacht werd gewijd aan kritische besprekingen van de tentoonstellingen.

Verhaeren verleende op regelmatige basis zijn medewerking aan nog andere tijdschriften. Zijn gedichten, kronieken en besprekingen van literaire werken werden er in opgenomen. Ook bracht hij recensies uit over tentoonstellingen die hij bezocht had. Al vroeg profileerde de dichter zich eveneens als kunstrecensent. Bereisd als hij was, bezocht Verhaeren telkens musea zodat hij vlug beschikte over een grote culturele bagage, waarvan hij geregeld verslag uitbracht. Hij volgde het kunstgebeuren op de voet en was één van de eersten die schreef over Fernand Khnopff, James Ensor en het symbolisme in de beeldende kunst.

In 1898 ruilt Emile Verhaeren zijn Brusselse verblijfplaats in voor Parijs, het hart van de literaire en culturele wereld van dat moment. Als gevolg van deze oversteek krijgt de literaire carrière van Verhaeren een nieuwe wind. Als dichter produceert hij in deze periode heel wat werken, waaronder zijn belangrijkste werk Les villes tentaculaires, maar ook Les Visages de la vie (1899) en Toute la Flandre, een reeks bundels die een ode brengen aan het Vlaamse land: Les Tendresses premières (1904), La Guirlande des dunes (1907), Les Héros (1908), Les Villes à pignons (1910) en Les Plaines (1911). Als kunstcriticus is Verhaeren ook actief met gepubliceerde monografieën over Rembrandt (1904), Rubens (1910) en een uitvoerig werk over James Ensor. Via de Parijse uitgeverij Mercure de France werden zijn geschriften over heel Europa verspreid.

Verhaeren is een literaire beroemdheid geworden die vriendschappelijke contacten sloot met heel wat bekende figuren zoals Auguste Rodin, Rainer Maria Rilke en Stefan Zweig, waarbij deze laatste zich ontpopte als een vertaler van zijn werk. Ook binnen de Belgische monarchie was Verhaeren een graag geziene gast. Verschillende uitnodigingen van koning Albert I en koningin Elisabeth vielen hem te beurt. De schrijver kreeg zelfs de titel van ‘Poète national’ toegekend en werd door het Belgische literaire establishment voorgedragen voor de Nobelprijs literatuur in 1911, die uiteindelijk door de Franstalige Vlaming Maurice Maeterlinck werd gewonnen. Emile Verhaeren overleed door een noodlottig treinongeval in het station van Rouen. Zijn herinnering wordt levendig gehouden door het monumentale grafmonument dat zich bevindt in een bocht aan de Schelde in Sint-Amands. Ook is er een Verhaeren-kabinet in het Plantin-Moretus Museum en een Emile Verhaerenmuseum dat sinds 1955 werd opgericht in zijn geboorteplaats Sint-Amands.

Emile Verhaeren en kunstenaars: een nauwe verwantschap

Als schrijver bezocht Emile Verhaeren heel wat tentoonstellingen en volgde de artistieke ontwikkelingen van vele binnen- en buitenlandse kunstenaars op de voet. Zijn kunstrecensies zijn een belangrijke bron om Verhaerens artistieke visie te ontdekken. Via zijn geschriften krijgen we een uniek beeld over de kunstwerken en de kunstenaars waarover hij schrijft. Enkele figuren waar Verhaeren aandacht aan wijdt zijn James Ensor, Théo Van Rysselberghe, Fernand Khnopff, Edvard Munch, en Puvis de Chavannes. Frappant is wel dat beeldhouwers minder expliciet naar voren kwamen in de geschriften van Verhaeren.

Het belang van Verhaeren in de kunstwereld valt niet te onderschatten. Als spreekbuis van de artistieke en literaire wereld eind 19de eeuw had hij een grote invloed op hoe het publiek het werk van kunstenaars percipieerde. Ook zijn rol als poëzieschrijver speelde een belangrijke rol in de relatie tot de kunsten. Tijdens de eeuwwisseling was er namelijk een hechte relatie tussen de literatuur en de beeldende kunsten. Gepubliceerde romans, poëzie, kunsttijdschriften en tentoonstellingscatalogi werden in grote getale voorzien van illustraties die door kunstenaars werden ontworpen. De toegepaste kunsten in deze periode vierde hiermee hoogtij. Een voorbeeld hiervan zijn de talrijke literaire werken van Verhaeren die werden vormgegeven door de kunstenaar Théo van Rysselberghe.

Verhaeren was iemand die niet alleen een duidelijk beeld had over de kunsten, ook zijn visie over de samenleving werd via zijn werk kenbaar gemaakt. Zo had hij sympathie voor het socialisme. Kunst speelde hierin een grote rol. Volgens hem had die de taak om de maatschappelijke toestanden in beeld te brengen en de lezer hiervan op de hoogte te houden. Daarenboven was hij de mening toegedaan dat kunst ten dienste stond van het volk en deze een volksverheffende rol diende te vervullen. Er moest bijgevolg nauw contact zijn tussen kunstenaars en het volk. In die zin stond hij sterk achter het werk van sociaal geëngageerde kunstenaars als Constantin Meunier, Eugène Laermans en Paul Signac. Vanwege zijn grote verdienste die hij had in de kunstwereld werd hij een graag geziene figuur in zowel literaire kringen, maar ook in artistieke middens. Het gevolg hiervan was dat vele kunstenaars zijn portret op doek hebben vastgelegd als blijk van waardering en eerbetoon. Een voorbeeld hiervan treffen we aan in onze collectie van Mu.ZEE:

 

De relatie Verhaeren met Oostendse grootmeesters

Zoals aangehaald had de schrijver hechte vriendschappen opgebouwd met heel wat kunstenaars. Ook de link met James Ensor is niet ver te zoeken. Toen Ensor tijdens zijn academiejaren in Brussel kind aan huis was bij de progressieve vrijdenkende familie Rousseau, leerde Ensor tijdens één van de bijeenkomsten Emile Verhaeren kennen. Al vroeg toonde de schrijver een grote interesse in het werk van Ensor en zijn evolutie als kunstenaar. Hij zag in Ensor een pionier van het impressionisme in België. Vol bewondering schreef hij over Ensors vrije en directe techniek. Hoe hij de verandering van het licht op doek kon vastleggen, vond Verhaeren meesterlijk. Hij sprak vol lof over Ensors talent om via licht en kleur de werkelijkheid weer te geven. Dit komt duidelijk naar voren in zijn stillevens en burgersalons die hij net na zijn academietijd op doek weergaf.

Niet alleen in zijn geschriften komt Verhaerens steun voor Ensor duidelijk naar voren. Ook door de aankoop van enkele van zijn werken laat hij zijn bewondering blijken. Zo kocht Verhaeren tijdens het salon van Les XX van 1892 het tentoongestelde werk Domaine d’Arnheim (1890). Nadat hij de kunstenaar een kwart eeuw had gevolgd, besloot Verhaeren om een monografische publicatie samen te stellen over Ensor. De kunstenaar schreef hierover op donderdag 20 augustus 1908 aan Mariette-Roussseau Hannon met wie hij een innige correspondentie onderhield: “Emile Verhaeren écrit une étude sur ma peinture, il a vu chez vous mes tableaux, il les aime beaucoup et les décrit longuement.”

De monografie over Ensor, uitgegeven door G. Van Oest en Cie te Brussel in 1908 was het toonbeeld van Verhaerens interesse in Ensors werk. De studie opent met een uiteenzetting van het milieu in Oostende. Ook de beginjaren van Ensors artistieke loopbaan komt aan bod. Daaropvolgend werd er chronologisch aandacht gewijd aan belangrijke schilderijen, tekeningen en etsen van de kunstenaar. Verhaeren stelde ook een stuk samen over Ensors oeuvre die in de eigentijdse context werd geplaatst.

 

___________________________________________

  • J-P. Huys, “Avec le noble crayon”. Lettres de James Ensor à la famille Rousseau, Musées Royaux des Beaux-Arts de Belgique, Bruxelles, 2021.

Verhaeren speelde niet alleen een grote rol in het leven van James Ensor. De impact van de schrijver op het leven van Léon Spilliaert mag niet onderschat worden. Spilliaert trad namelijk in 1902 in dienst bij de Brusselse uitgever en kunstkenner Edmond Deman. Deze bracht hem niet alleen in contact met het kunstenaarsmilieu in Brussel, maar introduceerde hem ook bij Emile Verhaeren, een auteur die hij graag las en met wie hij een hechte vriendschapsband ontwikkelde. De steun die Spilliaert kreeg van Verhaeren laat zich voelen in de verspreiding van zijn werk. Nadat Verhaeren de kunstenaar introduceerde in de Parijse kunstwereld, werd hij er in contact gebracht met de kunsthandelaar Clovis Sagot, die erin geslaagd was om enkele tekeningen van Spilliaert te verkopen. Ook dichter bij huis steunde hij Spilliaert door hem de mogelijkheid aan te bieden om zijn werk te exposeren bij het Centre d’Art in Oostende tijdens de zomertentoonstelling. Verhaeren zelf behoorde ook tot Spilliaerts eerste kopers en hoewel de dichter nooit over Spilliaert schreef, kunnen we stellen dat hij een belangrijk brugfiguur is geweest om zijn werk te verspreiden. Door toedoen van Verhaeren kochten onder meer zijn neef Paul Desmeth en Stefan Zweig werken van de jonge Spilliaert